Geschiedenis van de Noord-Friese lokaalspoorlijntjes in vogelvlucht (1901 - 1929

Over Noord-Friese lijntjes en de dingen die voorbijgaan

Van het ooit zo omvangrijke lokaalspoor in Noord-Friesland, vroeger eigendom van de Noord-Friesche Locaal-Spoorwegmaatschappij, is anno 2002 weinig meer over. De sporen liggen nog tussen Leeuwarden en Stiens, maar een tweetal bielsen verhinderen de doorgang al aan het begin van de lijn in de Friese hoofdstad.

Door Oege Kleijne

De toekomst van dat laatste stukje 'Noord-Friese' lijkt onzekerder dan ooit. Begin 2002 verwachten insiders het finale oordeel: opbraak! Alleen is nog niet duidelijk wie dat zal betalen. Ook hier gaat het dus weer om geld, net als bij de aanleg van het allerlaatste stukje van de Noord-Friese lijn van Metslawier naar Anjum.


Een schitterende foto van HSM-locomotief 1059 en rijtuig 1065
aan het eindpunt Anjum. Het is duidelijk, iedereen poseert. Vermoedelijk het voltallige personeel van het station, inclusief de meid (in het witte schort). Links loeren jongens achter het hek en rechts, tussen de loc en het rijtuig, kijkt een meisje naar het voor die tijd ongetwijfeld spannende gebeuren. Fotograaf: onbekend.

Nauwelijks rendabel
De NFLS, de Noord-Friesche Locaal-Spoorwegmaatschappij, met haar lijnen in het uiterste noorden van Friesland, is slechts een korte tijd in haar bestaan winstgevend geweest. De hoge verwachtingen van het reizigersvervoer kwamen niet uit. En misschien is dat ook niet zo verwonderlijk. De gebieden boven Leeuwarden bezaten, zeker in de tijd van de opening, geen al te hoge bevolkingsdichtheid. In vroeger tijden dachten de autoriteiten niet vanuit dat perspectief. Veeleer zou een dergelijke spoorlijn welvaart brengen en kwamen er nieuwe bewoners en daarmee nieuwe treinklanten. Die vlieger ging voor de NFLS maar zeer gedeeltelijk op. Vooral het goederenvervoer bleek de inkomstenbrenger.


Een prentbriefkaart van het station en de naastgelegen veiling van Sint-Anna Parochie. De aardappelen staan in zakken hoog opgestapeld klaar voor verzending. De foto is vermoedelijk in de jaren twintig van de vorige eeuw genomen. Verzameling: Wietse Hoekstra.

Touwtrekken
Maar voordat de Noord-Friesche Locaal-Spoorwegmaatschappij opgericht werd (31 mei 1899), waren tal van plannen de revue gepasseerd. Spoorlijnen naar Oostmahorn, Hantum, via Metslawier naar Drachten. Alle hadden ze gemeen dat ze stuitten op onuitvoerbaarheid of plaatselijke of regionale bezwaren. Het touwtrekken om een spoor- of tramlijn was heel gebruikelijk in die dagen. Maar het verkrijgen van subsidies en voldoende aandeelhouders was een heel ander verhaal. Eind 19de eeuw werd de maatschappij opgericht met als taak niet alleen de aanleg, maar ook de exploitatie van lijnen ten noorden van Leeuwarden.


Een van de weinig nog overgebleven foto's van Tzummarum uit de jaren tien. Het personeel poseert, de locomotief is neergezet. Tzummarum, rond 1913, loc HSM-1051. Fotograaf onbekend; verzameling Wietze Hoekstra.

De aanleg
Het overgrote deel van het lijnennet van de NFLS kreeg in ongeveer vijf jaar gestalte. Tussen 1900 en 1904 kwamen de lijnen Leeuwarden - Metslawier, Stiens - Tzummarum - Harlingen en Tzummarum - Franeker Halte in exploitatie. Pas vele jaren later slaagde de NFLS erin het laatste deel, Metslawier - Anjum, te verwezenlijken. In totaal omvatte het net 84 kilometer spoorlijn.
Vooral over de reden van de aanleg van Metslawier - Anjum is relatief weinig bekend. Doortrekking van de lijn naar de Lauwerszee zou voor de hand hebben gelegen, maar het bleef bij het betrekkelijk kleine Anjum dat in die tijd slechts enkele honderden inwoners bezat - veel te weinig om een rendabele reizigersdienst te waarborgen.


Een reclamefoto voor een meubelfabriek in Franeker zo rond 1930. Links onder het station Franeker Halte, ooit bedoeld als tijdelijk station, omdat de lijn naar Franeker SS (aan de lijn Leeuwarden - Harlingen) doorgetrokken zou worden. Van een verlenging is het echter nooit gekomen. Fotograaf onbekend; verzameling: Lolke Visser.

Exploitatie
De exploitatie van de spoorlijnen werd eerst door de NFLS zelf verzorgd. Daartoe werden stoomlocomotieven en rijtuigen besteld. In Stiens verrees een locomotiefloods waarvanuit de exploitatie in hoofdzaak werd verzorgd. Ook grotere reparaties werden in deze loods annex werkplaats doorgevoerd. In de loop der jaren, maar zeker ook in het begin, ondersteunden ook plaatsen als Ferwerd, Dokkum en Tzummarum de werkplaats in Stiens. Toen de lijn eenmaal was doorgetrokken tot Anjum gold deze plaats ook als dependance en werd er een locomotiefloods geplaatst die er nog altijd staat.

Goederenvervoer
Vielen de inkomsten uit het reizigersvervoer nogal tegen, bij het vervoer van goederen kreeg de NFLS de wind aanvankelijk mee. De vele landbouwproducten vonden hun weg naar verre oorden en streken via het lokaaltje. Maar het vervoer van landbouwproducten volgt de grillen van de natuur en kent goede en slechte tijden. Tegenvallende oogsten leidden al enkele jaren na opening van de eerste lijnen tot het inzicht dat de exploitatie beter door anderen verricht kon worden. Zo kon immers het ondernemersrisico vrijwel helemaal worden overgeheveld op een exploitant. De Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HSM) bleek bereid die exploitatie te verzorgen, te beginnen in 1905.


Anjum 1913 met loc NFLS-1057. Een echte nieuwsfoto in die tijd, omdat hier de aanleg van het laatste stuk tussen Metslawier en Anjum op de gevoelige plaat werd vastgelegd. De komst van de fotograaf was in die tijd iets heel bijzonders. Het werk werd even gestaakt en iedereen ging er eens even echt voor staan. Fotograaf onbekend. Verzameling: Wietze Hoekstra.

Eigen locomotieven
De exploitatie van de lijnen werd aanvankelijk verzorgd door eigen locomotieven en rijtuigen, die bij de overname van de exploitatie door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HSM) in eigendom naar deze exploitant waren overgegaan. Tot 1928 is Stiens begin- en eindpunt van vrijwel alle treindiensten geweest. De NFLS en later ook de HSM onderhielden ruwweg een twee-uursdienst per richting. Op marktdagen reden extra treinen voor de markten in Leeuwarden of Dokkum. Gedurende een aantal jaren werd de frequentie tussen Sexbierum en Harlingen verminderd vanwege de hoge bijdrage die de HIJSM voor het medegebruik van de spoorlijn tussen Koetille en Harlingen moest betalen aan de concurrerende Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS).


Even poseren. Vermoedelijk is deze foto - voor die tijd van een sublieme kwaliteit - door dezelfde fotograaf genomen als die met loc NFLS-1057, want ook deze plaat toont de aanlegactiviteiten. Anjum, 1913. Fotograaf onbekend; verzameling: Wietze Hoekstra.

Franeker zonder omrijsporen
Aanvankelijk bestond het plan de lijn Tzummarum - Franeker te laten aansluiten op het station van de SS in die plaats. De kosten van de overbrugging van de Harlinger Trekvaart (later het Van Harinxmakanaal) nekten dit voornemen. Om die reden was er te Franeker Halte (de naam gaf al aan dat die halte niet als eindpunt was bedoeld) geen omrijspoor. De eerste jaren hebben de treinen dus vermoedelijk geduwd teruggereden naar Tzummarum of zijn daar geduwd begonnen.

Redelijk rendabel
De jaren tien en een groot deel van de jaren twintig van de vorige eeuw waren de meest succesvolle voor de Noord-Friese lijnen. De winsten waren redelijk, maar bepaald niet overdadig. Tot 1925 was de rentabiliteit bevredigend. Daarna ging het gestaag bergafwaarts. In 1928 werd er voor het laatst winst gemaakt.


Drukte te Stiens met links de 1711 met een goederentrein naar Dokkum en rechts een loc serie 7700 met een trein richting Tzummarum. 13 september 1951. Foto: Klaas Okkinga

De komst van fiets, autobus en brommer gaf de reizigersexploitatie op de Noord-Friese lijnen de nekslag. De relatief lage behoefte aan reizen in die tijd - zeker in de crisisjaren - zorgde al niet voor volle treinen. Nu moest het schaarse reizigersaanbod ook nog eens tussen al deze vervoermiddelen verdeeld worden.

Door Oege Kleijne

De inmiddels bedaagde treinen waren in veel gevallen ook nog eens duurder dan de bus, die in die dagen als een exponent van de vooruitgang werd gezien. De zachte zetels in de bus versus de harde houten banken deden de rest. Het Dokkumer Lokaaltje had afgedaan.

Economische crisis
Door de economische crisis bezat zowel de HSM als de NFLS nauwelijks de middelen die nodig waren voor innovatie: versnelling van de lijn en/of nieuw materieel dat kostenbesparend zou kunnen werken. Een enkele proef met een motorrijtuig van de Gooische Stoomtram leidde al snel tot het inzicht dat er grote bedragen nog zouden zijn om deze tractievorm op alle NFLS-lijnen in te voeren.



Dokkum met een gereedstaande trein naar Leeuwarden, zo rond 1905, hetzelfde jaar waarin de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HSM) de exploitatie van de NFLS overnam. Verzameling: Wietse Hoekstra.
 

Liquidatie
De problemen waren zo groot dat al in 1933 de lijn Tzummarum - Franeker voor reizigerstreinen gesloten werd.Medio jaren dertig was het gedaan met het sympathieke lokaaltje dat ondanks de concurrentie door vele Noord-Friezen gekoesterd werd. De lijnen werden in 1935 door de Nederlandse staat genaast (een soort onteigening), waardoor de HSM van de exploitatieplicht kon worden ontheven. Touwtrekken over de afkoopsom voerde tot langdurige onderhandelingen over de liquidatie van de Noord-Friesche Locaal-Spoorwegmaatschappij. Die kreeg pas in 1941 haar beslag.



De weinig succesvolle lijn Tzummarum - Franeker legde als eerste het loodje. In 1933 werd de reizigersdienst gestaakt, in 1935 moest ook het goederenvervoer eraan geloven. Al een jaar later werd de lijn opgebroken. Hier zien we zo'n opbraakploeg. Plaats en locomotief, maar ook de fotograaf zijn onbekend. Verzameling: Wietse Hoekstra.
 

Impuls voor het goederenvervoer
Het goederenverkeer bleef op de meeste lijnen gehandhaafd en kreeg door de aanleg van een verbindingsbaan nabij Minnertsga/Mooie Paal nog een extra impuls. De aanleg van die verbindingsbaan, ten noordoosten van Minnertsga, naar de tramlijn naar Beetgumermolen kwam in 1939 gereed. Over deze lijn had de Nederlandsche Tramweg Maatschappij (NTM) spoorwagons vanuit Leeuwarden vervoerd. Met de sluiting van de tramlijn tussen Leeuwarden en Beetgumermolen kon het goederenvervoer doorgang vinden via de aansluiting bij Mooie Paal, dus via de NFLS. De NS, ontstaan vanuit een fusie tussen de grote spoorwegmaatschappijen HSM en SS, ging toen de exploitatie ter hand nemen. In plaats van hoekige tramlocomotieven, kwamen nu de grotere stoomlocs van de NS door de straten van de kleine dorpjes te rijden.



Wat de jeugd precies heeft gedaan om deze trein te laten ontsporen, is nog altijd niet bekend. Zeker is wel dat de ondeugden aan de wissel geknoeid hadden. De tram van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij (NTM) met loc 36 (in jargon een grote Henschel) kwam er aan en ontspoorde. En dat trok heel wat bekijks. Minnertsga, 1940. Foto: Wietse Hoekstra.

Tweede Wereldoorlog
De lijngedeelten waarop weinig goederenvervoer plaatsvond, werden in de Tweede Wereldoorlog gesloten en daarna opgebroken. Het staal van de rails kon de bezetter goed gebruiken bij de vervaardiging van oorlogsmaterieel en voor reparatie van gebombardeerde spoorlijnen en emplacementen.
Doordat brandstoffen als diesel en benzine al enkele maanden na de bezetting van Nederland door de Duitsers gerantsoeneerd werd, kon er van trein of tram vervangend busvervoer geen sprake zijn. Daar waar een reizigersdienst mogelijk was en er ook nog sporen lagen, werden spoor- en tramlijnen gereactiveerd. Ook de NFLS werd enigszins en tijdelijk in oude luister hersteld. Met ingang van 24 mei 1940 verzorgde de Nederlandsche Tramweg Maatschappij (NTM) vanaf het tramstation in Leeuwarden een beperkte dienst naar Dokkum-Aalsum en Tzummarum. Dit gebeurde met trammaterieel en in opdracht van de NS. Per dag werd drie keer heen en weer gereden. Later werd dit verhoogd tot vier 'slagen'. Doch er kwam al op 1 december 1940 een einde aan dit vervoer. De Duitser waren namelijk druk doende het vliegveld Leeuwarden drastisch uit te breiden en doordat de lijn direct langs de werken heenliep hadden vriend, maar vooral vijand een goed uitzicht op de werkzaamheden ten behoeve van de Luftwaffe.
Ook het goederenvervoer verliep tot aan de spoorwegstaking onder verantwoordelijkheid van de NTM, echter met NS-locs.
Waarom de NS de NTM met die verantwoordelijkheid belastte, is niet geheel duidelijk. Wel is zeker dat het goederenvervoer tijdens de Tweede Wereldoorlog buitengewoon omvangrijk was, doordat andere middelen van vervoer ontbraken.

De naoorlogse jaren
Na de oorlog ging het langzaam bergafwaarts. Tijdens de wederopbouw tussen 1945 en 1950 reden de goederentreinen af en aan op de Noord-Friese. Maar al in de jaren vijftig begonnen de vervoerscijfers te dalen. Voornaamste oorzaak was de opkomst van de vrachtwagen, maar ook het vervoer van kolen daalde door de komst van aardgas. Daarnaast wilden de NS geen al te omvangrijke investeringen meer in dit soort lijntjes doen.

Concentratiegedachte
Ook dachten de spoorwegen dat opheffing van los- en laadplaatsen tot een verbetering van de efficiency zouden leiden. De goederen zouden dan per vrachtauto van en naar meer centrale overslagplaatsen vervoerd kunnen worden. Deze concentratiegedachte werkte in het begin wel, maar al snel bleek dat het vervoer per vrachtwagen de trein kon vervangen en soms zelfs sneller en goedkoper was. Het vervoer bleef daardoor dalen. Stukje voor stukje werd het lijnennet gesloten. Begin jaren zestig reden de goederentreinen vanuit Leeuwarden nog slechts naar Dokkum en Tzummarum. Enkele jaren later werd de westelijke tak tot Minnertsga ingekort. De tramexploitatie tussen Mooie Paal en Beetgumermolen werd in delen opgeheven en het laatste deel werd in 1965 gesloten.



Hantum, gezien vanuit de richting Dokkum. In de jaren vijftig stonden op de meeste plaatsen nog de stationsgebouwen die tijdens de aanlegperiode, begin 1900, waren gebouwd. Tot op de dag van vandaag herinneren nog veel stationnetjes, echter zonder rails, aan de lokaalspoorperiode. Foto: Kees van de Meene, 4 april 1958.

Alleen nog... aardappels
Begin jaren zeventig sloten de NS de gehele westelijke tak tot Minnertsga en de oostelijke tak tussen Holwerd en Dokkum. Eerst werden de los- en laadplaatsen gesloten, vervolgens werden nog slechts wagenladingen vervoerd met een toeslag en ten slotte boden de NS alleen nog vervoer op contractbasis aan. Bij dat laatste had men vooral wat grotere vervoeren op het oog, waarbij de tarieven afhankelijk waren van de dienstverlening. Vooral dat openhouden voor contractvervoeren heeft er toegeleid dat er grote onduidelijkheid bestaat over de officiële sluitingsdata.



Loc 2406 met een korte goederentrein nabij Hijum, ten noorden van Stiens op de lijn naar Dokkum, november 1972. De koelwagens vervoerden aardappels die zonder koeling, maar wel beschermd tegen temperatuurschommelingen op hun buitenlandse bestemming moesten arriveren. Foto: Klaas Okkinga.

Contractbasis
Tussen Leeuwarden en Holwerd reden de treinen tussen 1973 en begin 1975 uitsluitend op contractbasis en vervoerden ze vooral aardappelen voor de export. Onduidelijk is of er sinds 1973 nog treinen hebben gereden naar ten noorden van Holwerd gelegen Ternaard. Na de sluiting van gedeelten van de lijn volgde, zij het steeds zo'n vijf jaar later, ook de opbraak.



Stiens met aardappelwagons op 21 februari 1995. Slechts drie wagons stonden ter belading gereed. Het langzame stervensproces van de NFLS wordt hier duidelijk zichtbaar, wanneer dat wordt vergeleken met de lange aardappeltreinen die in de jaren zeventig op het baanvak tot Holwerd te zien waren. Foto: Oege Kleijne.

Werkgelegenheidsproject
Na 1975 reden de aardappeltreinen nog slechts tot Stiens en uitsluitend tijdens het najaar en de eerste maanden van het daaropvolgende jaar. In die plaats werden alle aardappelvervoeren geconcentreerd. Hier was een nieuwe hal in gebruik genomen met spooraansluiting.
 


Een blik vanuit de cabine van een locomotief serie 2400/2500. Zo reed de Noord-Friese. Met blik op het vroegere station Blija op 2 februari 1973. Foto: Wietse Hoekstra.

Tweedehands spoorlijn
In 1974 was daartoe ook de gehele lijn tussen Leeuwarden en Stiens in het kader van een werkgelegenheidsproject verbeterd. Omdat er nauwelijks budget was, werden tweedehands rails en bielzen gebruikt. Eind 1998 reed ook hier de laatste goederentrein.
De geluiden van de treinen zijn sindsdien verstomd. In december 2006 werd het eerste stuk van het emplacement in Leeuwarden tot aan de brug van de Harlinger Trekvaart gesloopt. Een redding van het laatste stukje naar Stiens is daarmee definitief onmogelijk geworden. Maar gelukkig hebben we de foto's, de herinneringen en de diverse publicaties nog.
 


Het einde van een lokaalspoorlijn. Hier zien we het vroegere emplacement van Sint-Anna Parochie in maart 1980. De spoorstaven en bielsen zijn verwijderd, het grind is weggehaald. In 1980 werd de gehele verbinding Minnertsga - Stiens opgebroken. Foto: Klaas Okkinga.

In de loop van 2012 zal de auteur Oege Kleine een zeer uitgebreid historische naslagwerk over de Noord-Friesche Lokaal Spoorwegen presenteren in boekvorm. Definitieve publicatie zal via de media bekend gemaakt worden.